coachen als kunst
Coachen is in onze visie niet alleen een ambacht maar ook een kunst die je alleen maar leert beheersen door het heel veel toe te passen en daarbij te ervaren waar je tegenop loopt, te reflecteren, feedback te krijgen en op basis daarvan een volgende stap te zetten in je professionaliteit.
Juist daarom zijn de leerprocessen bij de Academy sterk praktijk- en ervaringsgericht. Door het lezen van boeken en het uit je hoofd leren van theorie word je geen betere coach. Door veel te coachen én gecoacht te worden wel!
Coachen heeft immers niets te maken met het adviseren van je klant of met het overdragen van kennis. Het is onmogelijk om uitsluitend op basis van veel ervaring, of op basis van kennis professioneel te coachen. Ervaring en kennis zijn uitsluitend randvoorwaarden.
oefenen, oefenen, oefenen
Bij coachen gaat het in de allereerste plaats om de interactie tussen coach en klant. De coach neemt de klant mee in een leer- of ontwikkelingsproces, waarbij hij de klant zelf steeds laat kiezen en sturen.
Dat vraagt om een specifieke attitude en om het vermogen om een heel scala aan vaardigheden en interventies op een natuurlijke, persoonlijke wijze in praktijk te brengen.
Deze beiden kunnen uitsluitend via veel oefening en training worden verworven.
De meestercoach speelt met zijn vak.
Hij verheft het tot een kunst.
Hij verheft het tot een kunst.
het verschil tussen ambacht en kunst
Wij ontlenen het verschil tussen ambacht en kunst aan het veel beproefde gilde-leren. Bij de start van het leren van een nieuw beroep gaat het er vooral om dat de novice, de leerling-coach, wordt ingewijd in de noodzakelijke vaardigheden, de processen, de kennis en de attitude. Hij leert deze zoveel mogelijk in de praktijk en onder begeleiding en support van een meer ervaren collega (meestal iemand die verder gevorderd is in het gilde).
Voor de startende coach is het allereerst van belang dat hij het vak – het ambacht – leert kennen en beheersen. Dit kan een lastige weg zijn – zeker als de leerling-coach in kwestie al een duidelijke professionele identiteit heeft ontwikkeld en daar nu iets – dat ogenschijnlijk nieuw en niet-eigen is – in wil integreren. Voor die coach is het misschien een troost om te weten dat zelfs een concertviolist zijn hele loopbaan lang etudes van anderen oefent, dagelijks zijn toonladders speelt en zijn vinger-oefeningen doet. De basis van het meesterschap is het voetenwerk.
Zodra de coach-in-ontwikkeling zich de basisvaardigheden van het vak eigen heeft gemaakt (eigen maken wil zo veel zeggen als “van jezelf” maken) dient zich een nieuwe en noodzakelijke fase in het leerproces aan, namelijk dat de coach hierin zijn eigen vorm en stijl ontwikkelt. De coach integreert al het geleerde in wat hij al weet en kan en – heel belangrijk! – in zijn eigen identiteit. De meestercoach kenmerkt zich door het feit dat hij zijn vak niet alleen tot in de finesses beheerst maar daarenboven het ambacht op hoogst persoonlijke wijze heeft her-schept. De meestercoach speelt met zijn vak. Hij verheft het tot een kunst. Zijn individualiteit is volledig zichtbaar in het vak dat hij als geen ander beheerst.